Bouillon 38

Artikel 38 van 76
€ 5,00 (inclusief btw)
Overzicht

De coverafbeelding Spectrum Sipper is van Scott Lickstein. Deze veelzijdige kunstenaar woont in New York en heeft daar een galerie voor modern kunst. Op lookintomyowl.com houdt hij een blog bij en nog veel meer informatie is te vinden op: scottlickstein.comnowherelimited.com en saatchionline.com


Dit is de fotograaf van de cover, Scott Lickstein.

Cool! Copies of Bouillon! magazine arrived 
in the post. My image "Spectrum Sipper" is 
on the cover for the latest issue. It's a super 
high quality magazine with printing that is on 
par with many art books. Here is the link for 
my friends that know Dutch. 
http://www.bouillonmagazine.nl/

 

Voorwoord

BERICHTEN

Eend, rookworst en zuurkool in Brazilië
tekst Samuel Levie en Joris Bijdendijk

SL: Brazilië is economisch in opkomst en kent verschillende klimaten en culturen. Diversiteit is een belangrijk ingrediënt voor een spannende keuken. Zal dat grote land de weg van voedselindustrialisatie volgen, zoals wij hier in Europa, of zal Brazilië zich op een meer duurzame manier weten te ontwikkelen, met behoud van traditionele voedselcultuur. Is die er überhaupt wel? 

Vorig jaar zomer ging ik met mijn vrienden Joris Bijdendijk, Ard Muntjewerf en chef Bernardo Simoes (Braziliaan) op culinaire ontdekkingsreis door Brazilië. Onze eerste culinaire stop was bij Gabriel Vidolin (Gaby).
Gaby is behalve een goede vriend, zo gek als een deur. De eerste paar dagen zijn we zijn gast. Hij is eigenaar van restaurant Leão Vermelho (de Rode Leeuw) in São João da Boa Vista. Gaby, die veel heeft opgestoken in de keukens van Andoni Aduriz (Mugaritz) en Ferran Adria (elBulli), is geen doorsnee kok en zijn restaurant is evenmin alledaags. Wie er binnen gaat, heeft het gevoel dat hij wordt opgenomen in een kunstenaarshol. Het is een rijtjeshuis, knus ook en prachtig afgewerkt. Het huis van een hobbit. Ieder meubelstuk heeft Gaby zelf gemaakt, een van de deurposten is hij nog aan het graveren.

Tijdens het diner verhuis je door het kleine restaurant dat maximaal vier couverts per avond draait. Je begint in de voorkamer met twaalf hartige gerechten en loopt door de keuken naar de achterkamer. Daar serveert Gabriel twaalf desserts. Hij laat zich niet leiden door wat anderen doen. Zijn gerechten zijn vaak geïnspireerd door meesters uit de schilderkunst, vooral door zijn grote inspirator Vincent van Gogh. Ieder gerecht serveert hij op servies dat hij zelf heeft ontworpen en hij draait bijpassende muziek, van Coldplay tot the Carnival of the Animals. 
Hij werkt met zoveel passie en emotie dat er zowaar bij een van de gerechten tranen in mijn ogen springen. Ik heb toch in heel wat toprestaurants gegeten, maar ik betwijfel of er één is die deze Rode Leeuw kan toppen. Gabriel zit in een klein dorp, is onzeker en runt zijn zaak op een heel aparte manier. Hij schenkt geen wijn, want heeft nog geen goede sommelier gevonden. Wat je moet betalen? Dat mag je zelf weten! Waar je ook bent, het is de moeite waard om de hele wereld over te reizen om deze kunstenaar te ontmoeten. 

JB: Mijn culinaire kennis over Brazilië reikte niet verder dan Arroz en Feijão met vleesspiesen bij Churrascarias. Omdat ik twee dagen later arriveerde dan de anderen, miste ik het bezoek aan Gabriel en begon mijn reis in Rio de Janeiro, bij Roberta Sudbrack. 
We schoven ‘s avonds aan bij deze cheffin, die volgens San Pellegrino bij de beste 100 ter wereld hoort. Iedereen volgt haar op twitter. We kregen een tafel met uitkijk op de keuken, waar Sudbrack vooral veel aandacht schonk aan haar 40.000 volgers. Aangetrokken door mysterieus omschreven gerechten namen we het uitgebreide menu experiência Sudbrack. >>
lees hier de pdf van het hele artikel 

25 jaar thee, hoop en toekomst
tekst Will Jansen

Merrill J.Fernando richt in 1988 het Sri Lankese theebedrijf Dilmah op. Hij is dan 58, met al een heel theeleven achter de rug. Het bedrijf heeft aanvankelijk de wind tegen, wat vooral komt omdat Fernando niet werkt volgens gekende patronen. Hij wil de consument een echte Sri Lanka kwaliteitsthee verkopen en niet de namaak Ceylon die de supermarkten ons opdringen. Om de kleine theeboeren te helpen neemt Dilmah het op tegen de grote thee-monopolisten. En wie aan de poten van de grootindustrie zaagt, krijgt het moeilijk, daar kun je op wachten.

Echte liefhebbers lopen weg met thee uit Ceylon, zoals het eiland Sri Lanka in de koloniale tijd heette. Ceylon is synoniem voor topkwaliteit thee. Daar is de klad in gekomen doordat de grote inkopers het imago misbruiken. Ze kopen ruwe thee in op Sri Lanka en maken daar in eigen huis een Ceylon blend van, doodleuk gemixt met thee uit Kenia, Turkije of Pakistan. Die leveren ze in kleurrijke, namaak authentieke verpakkingen aan de supermarkten. Het geld dat ze er mee verdienen, gaat voor het grootste gedeelte naar de handel en maar met mondjesmaat naar de kleine theeboer. Dat is de bekende afhankelijkheids- situatie van koffie-, thee- cacao- en kokosboeren in ontwikkelingslanden.

Fernando is er van meet af op uit, om de grote distributeurs zoals Tetley, Lipton, Twinings en Unilever, te tarten. Het geld moet naar Sri Lanka, naar de kleinere theeboeren en niet alleen verdwijnen in de gestaag dikker wordende beurzen van de wereldhandelaars.
Opmerkelijk aan zijn manier van werken is dat hij flinke delen van de gemaakte winst steekt in projecten die zijn arme landgenoten (terug) op de rails moeten zetten. Hij helpt ze aan zelfstandigheid en aan waardigheid, zoals hij tijdens ons gesprek bij herhaling benadrukt.

Merrill J.Fernando zit als een vorst in zijn fauteuil in de bar van het Hilton Hotel in Amsterdam. Hij heeft een fors postuur voor een tachtiger en ziet er kerngezond uit. Zijn handdruk is ferm, maar zacht. De andere hand legt hij bovenop de jouwe. Door zijn manier van praten weet je dat hij gewend is dat men naar hem luistert. Zijn oudste zoon Dilhan zit erbij en licht op een vingerwijzing het verhaal toe met voorbeelden. De naam Dilmah is een samentrekking van zijn eigen naam en die van zijn broer Malik.>>
lees hier de pfd van het hele artikel 

Lekkerbekken in Paraguay
tekst Arthur van Amerongen

Contemplaciones de un buongustaio en exilio, (overpeinzingen van een lekkerbek in ballingschap) was de titel van mijn column voor ABC, het grootste dagblad van Paraguay. De eerste was meteen een succes. Er stond een grote foto van mij en mijn hond Jagua bij. We werden herkend op straat. ‘Jagua, Jagua,’ riepen onbekenden tegen mijn hond. Voorbijgangers in de Calle Palma, de belangrijkste winkelstraat van Asuncion, hielden me aan voor een praatje. Beroemd in Paraguay, dacht ik grimmig.

De stemming bij de lezers sloeg om na mijn tweede column. Ik fileerde de vreselijke Paraguyaanse keuken. Ik werd er onpasselijk van, als ik zag wat de gemiddelde Paraguayaan op een gemiddelde dag naar binnen stouwde. Om zeven uur in de ochtend eten ze empanadas, al dan niet gevuld met kip of vlees, glimmende worst van de grill of een sandwich met milanesa, een soort schnitzel. Alles druipt van het vet en ze spoelen het weg met liters gaseosa, meestal Coca-Cola. Tussen de middag grote hompen vlees met mandioca (cassava) of een aardappelsalade. Nooit verse groenten en het vlees is altijd taai. Ze flikkeren het op de parilla en dan zien ze wel wat er gebeurt. De beste kwaliteit rund gaat al sinds jaar en dag naar Europa, de VS en het Verre Oosten. Het hele oerwoud kappen ze weg voor de veeteelt of de sojateelt, de miljoenen koeien vervuilen met hun scheten de lucht nog meer dan het volledige wagenpark van het land, maar vlees blijft de hoofdrol opeisen. 

De Paraguayanen zijn trots op hun sopa en hun chipa guasu, smurrie op basis van reuzel en maïs. Ik ben vier kilo aangekomen sinds ik met mijn Madrileense vriendin Paula uit Europa vertrokken ben. Er hangt een smerige kwab vet over mijn bermuda. De meeste Paraguayanen hebben overgewicht en enorme panzas, buiken, dus ik hoef me niet te schamen. Dat doen zij ook niet. Vrouwen van in de vijftig proppen zich in knalroze petticoats en piepkleine shirts waar de tieten aan alle kanten uitpuilen. Mollige kantoormeisjes in minirokken en half dichtgeknoopte bloesjes flaneren in de lunchpauze door Palmastraat. Maar ze zitten lekker in hun vel, zo dik als ze zijn. De hoofdstad zindert van de seks en lijkt op één groot bordeel. Lijkt, want de scheidslijn tussen hoer en hoerig is vaag. Toen de mannelijke bevolking na de Drievoudige Alliantieoorlog bijna was uitgeroeid, besloot de regering de immigratie op alle mogelijke manieren te stimuleren. In Zuid-Amerika en Europa zijn mannen werkelijk geronseld met aantrekkelijke voorwaarden. Paraguay als lustoord waar iedere man zich suf kon neuken en op de koop toe ook nog een aardig stukje land kreeg. >>
lees hier de pdf van het hele artikel 

Je moet het land snappen
tekst Jane Leusink, foto Hans Sas

'Je moet niet alleen het land snappen, maar ook de aardappel,’ zegt Leen Kaldenberg. In het dagelijks leven is hij schilder èn kok. 
'Je moet hem tot zijn recht laten komen, aandacht geven. Er is zo veel subtiliteit en finesse. Voor deze aardappels is het eten of verdwijnen geblazen. Ik huwelijk ze vandaag uit aan de oester, de schar, het varken en het rund. Alles vers bereid.' 

Leen kookt voor ons om de opening van zijn tentoonstelling in Kunstgang Op de wind te vieren. De galerie is gevestigd in de Aylsumaheerd, in de kop van het Groninger Hogeland. Anno 1790 staat er aan weerszijden van de staldeuren, daarboven een gevelsteen met een steigerend paard.

We hebben het over oude aardappelrassen die door Harm Janssens en Henriëtte Hogewind van Aylsumaheerd aan de vergetelheid zijn ontrukt. Die aardappels hebben namen als: Red Duke of York ofwel Roodschillige Eersteling, Koopmans Blauwe, Sharpes Express, Sientje, Noordeling, Blaue Sweden, Rode Pimpernel, La Ratte d’Ardeche, Woudster, Vitelotte noir en Roseval. Fijn dat Sientje tussen al die exotische namen.
Schoon genoeg hadden ze van al die doorgekweekte aardappels, die zwak zijn en tegen weinig bestand en die ook nog eens weinig smaak hebben.
Waarom? Omdat ze lol hebben in goed voedsel. Wilt u helpen het ras in stand te houden? Ze vragen het aan de bezoekers van de streekmarkt in Middelstum. Probeer het eens en ze bieden bijvoorbeeld de Vitelotte noir aan, ofwel de truffelaardappel, die inderdaad bijna zwart is. De koningin onder de soorten, een delicatesse. Het ras stamt uit 1900. Het is het oer aardappeltje. Je moet het in de schil koken en daarna pellen. Ze noemen hun liefde voor deze oude rassen een verbijzondering van hun gemengd akker- en veebedrijf. Geen aanhangsel of dingetje erbij. Een paar weken terug zaten we aan de koffie in de keuken van Aylsumaheerd. Harm, robuust, Henriëtte, tenger, beiden gedreven en enthousiaste praters. Uitzicht het wijde Groninger land met akkers en landerijen. Aan de muren schilderijen. Ook een verbijzondering van het bedrijf, de galerie. Gevestigd in de oude stal, die op instorten stond en die ze hebben verbouwd.  >>

De medailles op de armen van een kok
tekst Scarlet Lindeman, vertaling Didi Jansen

Net als een heet strijkijzer dat zich door linnen heen brandt of de eerste scheuten beslag die in een hete pan uitzakken, hisssst de tere binnenkant van je arm zodra je hem langs het klepje van een 370 graden hete oven strijkt. Een brandblaar hoor je eerst: het zachte sissen van brandend vlees, je eigen vlees. Daarna pas begint je lichaam de pijn te registreren. Onmiddellijk spring je weg van de warmtebron in de ijdele hoop het daarmee ongedaan te maken. Maar hij is er echt. De blaar komt omhoog met een nét iets lichtere kleur dan die van de huid zelf. Een lichte witte kleur die een alles verterend, kwaadaardig rood aankondigt. 

Vraag het welke chef dan ook en hij of zij kan je vertellen dat de brandwonden die je in een professionele keuken oploopt, de meest intense verwondingen zijn die je op de werkvloer kunt krijgen. Er zijn voor de hand liggende ongelukken die je in iedere soort keuken kunt oplopen, maar in professionele keukens, waar zoveel hete dingen zijn, waar de hitte sowieso groot is en de werkdruk hoog, is het risico vele malen hoger. De blaren, snijwonden en blauwe plekken zijn daar net zo alledaags als de pijnlijke voeten en de stress. Net als na de service doorzakken, zijn brandwonden onlosmakelijk verbonden met het vak.

Maar het lijkt er op dat de loopgraaf aan keukenkameraadschap de meeste koks ertoe inspireert om het mes tussen de tanden te zetten als reactie op dit soort ongemakken. De kokendhete ingewanden van een exploderende softshell crab zijn soms onmogelijk te ontwijken, net als het vet waar eendenbouten in liggen te knetteren. Maar extra vervelend is dat brandwonden vaak meer pijn doen omdat het langer duurt voordat ze geheeld zijn. Vanaf het moment van branden blijft de wond de neuronen onophoudelijk prikkelen, om te culmineren in een zurig trekken, waarin het lichaam niks anders meer lijkt te kunnen dan iedere vezel op de pijn te richten. 
Olie en kokende suiker veroorzaken de ergste wonden, omdat ze zich aan de huid hechten en een diepere wond branden. Maar de pijn zal ook weer zakken en verdwijnen in het vlechtwerk aan littekens dat de huid van een kok ontsiert.>>

Groeistuipen Kleinste Soepfabriek
tekst Jos Rietveld, foto Henk Scholte

Bioboer B.Arkema in Noordbroek wil iets doen met de leegstaande ruimte die hij heeft en Michel Jansen, eerder kok van restaurant De kleine Johannes in Groningen, heeft wel ideeën, maar geen geld en geen ruimte. Deze twee bijzondere Grunnegers kruisen elkaars pad in 2005. De Kleinste Soepfabriek is begonnen. 

De botten van Arkema's Blonde d'Acquitaines staan garant voor krachtige bouillon, het vlees verkoopt hij in zijn boerderijwinkel. Jansen begint met 464 potten soep per dag: 'Ik stond als een gek te heisteren, 14 uur per dag.' In 2006 klopt Willem Versteeg aan de staldeur, een man met een indrukwekkend food/retail-verleden. Na Noordbroek verhuizen ze naar een locatie in Stadskanaal. Met partner drie, Thijs Groenendaal, vormen ze een goed team: productie, verkoop, controle en ontwikkeling. Thijs houdt het drie jaar later voor gezien, het gaat hem allemaal te snel. Het kan verkeren.

'Nu zitten we vanaf 2011 in Leek. Hier op het bedrijventerrein hebben we een pand betrokken waar ze vroeger vlees verwerkten. Alle nagelvaste zaken konden we overnemen. Genoeg ruimte ook voor uitbreiding. Helaas zag onze bank dit anders, we moesten haastje-repje op zoek naar een andere geldschieter. Een hectische periode: mannen in driedelige pakken ondervroegen ons over prognoses en break-evenpoints en verwachte omzetten, terwijl wij alleen maar dachten aan soep van verantwoorde bouillon met schone ingrediënten. Gelukkig is hier vlakbij een bank, die ons begrijpt en oprecht interesse heeft in wie we zijn, wat we doen, waar we voor staan. Nu gaan dingen weer zoals we het graag willen. Het voor 80% veganistische assortiment soepen, sauzen, pesto's, curry's en glacés is gegroeid tot 72 varianten.’ >>

Istanbul is eten, dag en nacht
tekst en foto’s Marloes Kemming

Als ik aan één stad een ode mocht opdragen was het Istanbul. Met haar minaretten, bazaars, smalle straten vol mensen die handelen, spelen, praten, leven. Met badhuizen, cisternen en paleizen die het gevoel van 1001 nacht oproepen en waar iedereen op straat lijkt te leven. 

En, ook heel belangrijk, een stad die waar je ook kijkt het meest heerlijke eten in de aanbieding heeft. Tajine met lam en vijgen tegenover de Süleymaniye moskee, kastanjes op het plein voor de Hagia Sophia, gegrilde aubergine met zoete paprika’s, knoflook yoghurt, mondwaterende merquez worstjes en vers gebakken pita om de hoek van de cisternen, baklava tegenover ons badhuis en kebab naast het Topkapi paleis. 
En oh die kebab! Versgebakken brood dat smaakt naar houtvuur, dun geschaafd mals rundvlees, gegrilde groenten waar je me in zou mogen begraven en fijngehakte tomaten met rode ui en kruiden, dit alles afgemaakt met de niet te missen knoflooksaus en spicy rode pepers. 

Een weekend Istanbul levert al snel het ritme op van één ding bekijken, één ding eten. Van het ontbijt met uitzicht op de Hagia Sophia, naar thee met gesponnen nestjes van honing en suiker, een gevuld wijnblad als hapje tussendoor bij het hippodrome of een zakje gepofte kastanjes aan de voet van de ontzagwekkend mooie Blauwe Moskee. Oude mannetjes hebben kraampjes waar ze ter plekke lolly’s maken uit grote bakken gesmolten suikergoed en op iedere straathoek wordt het traditionele drankje ayran - op basis van gezouten yoghurt - verkocht uit grote tonnen. 

We lunchen met stoofpot rundvlees, tomaat en kaneel en een sjasliek met kip en geroosterde groente van een open vuur aan de voet van de Süleymaniye moskee, waarna we de heuvel naar de haven afdalen, via de bazaar. Hier krijgen we van alle kanten stukjes Turks fruit, nougat of nootjes aangeboden, waar wij natuurlijk geen nee tegen zeggen. Verder naar de Yeni Moskee en de beroemde markt rondom haar prachtig gedecoreerde muren. De geur van gegrilde maiskolven mengt zich met gebakken vis en honderden mensen verdringen zich om lekkernijen te kopen. Een oude man die een viskraampje beheert, vertelt ons dat, als we echt goede vis willen, we vanavond naar de brug moeten komen. Vergeet de visrestaurants op de brug, zegt hij, terwijl hij zijn twee tanden bloot grijnst, het gaat erom wat er onder gebeurt! >>

Groente Van der Kroft
tekst Michel van der Kroft

Asperge
Ik werk graag met de koningin der groenten. Het is een echt seizoen product, al zijn ze die seizoenen steeds verder aan het oprekken. Door warmte vasthoudende afdekfolie over de asperges te leggen tijdens de teelt, al dan niet in combinatie met grondverwarming, kunnen ze de asperges steeds vroeger oogsten. Hoe warmer het aspergebed, hoe sneller ze groeien. De vermeerdering van Asparagus Officinalis gaat met zaad. Dat gaat de grond in en hieruit groeien het jaar daarop de aspergeplanten. De aspergeboer rooit ze en herplant ze in speciale geulen, die hij afdekt met heuvels van zand (aspergebedden). Een asperge kan tien centimeter per dag groeien. Vlak voordat hij boven de grond uitkomt, zie je een barstje. Dit is precies het moment om de asperge te steken. Doe je dat niet, dan groeit hij door en kleurt groen. Groene asperges zijn ook erg lekker trouwens. Je ziet ze veel tegenwoordig, dat is de invloed van Zuid- Europa. 

Tot zover de droge stof, nu de bereiding. Bij de inkoop let je vooral op de versheid. Verse asperges moeten piepen als je ze tegen elkaar wrijft. Koop AA asperges, die een doorsnee hebben van 20 tot 28 mm. Leg ze plat op het werkblad en schil, met lange halen vanaf zo'n drie cm onder het kopje tot het eind, de eerste laag eraf met wat wij koks een hoefijzerdunschiller noemen. Doe dit overlappend zodat je er zeker van bent dat er geen schil meer opzit. De asperge moet uiteindelijk mooi rond blijven. Snijd nu de houtige onderkant eraf en de asperge is klaar voor bereiding. Zelf bereid ik de asperges sous-vide ofwel vacuüm gegaard. Dat heeft als grootste voordeel dat je geen smaak verliest. Kook je de asperges traditioneel in water met zout, dan gaat er meer smaak verloren. Voor een paar tientjes koop je bij een witgoedzaak of op internet een goed vacumeer apparaat voor thuisgebruik. Ik neem tien asperges, verdeel drie gram zout daarover en doe ze met een klont boerenboter in een vacuümzak en vacumeer tot alle lucht uit de zak is verdwenen. Dan stoom ik ze pakweg tien minuten in een steamer op 95 graden, maar hetzelfde kun je bereiken door de zak tien minuten in water te leggen dat tegen de kook aan zit. Als je de asperges nu zou eten, proef je ze op de meeste naturelle manier en zonder enig smaakverlies. Gaat je dit allemaal te ver, kook ze dan op de traditionele manier in water met zout. Begin in koud water met net zoveel zout als je bij je aardappels doet. Voeg de asperges toe, dek af met een doek en breng aan de kook. Draai het vuur uit zodra het kookpunt is bereikt. Laat tien minuten doorgaren en de asperges zijn klaar voor verder gebruik. De bekendste wijze is natuurlijk à la Flamande, met gesmolten boter, peterselie en gekookt ei. Officieel zonder gekookte beenham, maar mét is erg lekker. Ook rauw als crudité, gebakken, gestoomd, als soep, als kroket en zelfs als ijs, zijn asperges top. Ze zeggen dat de asperge vocht afdrijvend is en de nierfunctie stimuleert en ook goed werkt als medicijn bij hartproblemen, bijensteken, tandpijn en duizeligheid.Hoe het ook zij, ik haal hem in huis om op te eten en ervan te genieten.  >> 

Andere koek van bakker Piet
tekst Will Jansen

Piet Hekker (1945) is niet wat je noemt zo'n echte bakker. Ook al kom je ze niet veel meer tegen, het clichébeeld is er heus nog wel: ietsjes bleek, meestal introvert, beweeglijk, zelden dik. Muts op, blauwe ruitjesbroek, witte buis of lange witte schort en nooit tijd voor effe lullepotten.

Zo is Piet dus niet.
Toch is hij wel telg uit een bakkersfamilie. Opa was bakker, pa was bakker en Piet ging ook naar de bakkersschool. Overigens waren de ooms van zijn vader allemaal architect. Ma Hekker was het zakelijk brein van het gezin: 'Doe liever drie dingen goed, dan twintig half,' was haar credo. Piet maakte de bakkersschool af en daarna de middelbare hotelschool, maar wilde toen de wijde wereld in. Mocht van zijn ouders. Om dat bereikbaar te maken, volgde hij de kappersacademie. Als je goed bent in het kappersvak kun je in elke grote stad van de wereld werk vinden, dacht de jonge Hekker. Dat werd Londen. Een memorabele tijd. Daar raakte hij in de ban van architectuur, vormgeving en stedelijke planning. 'Covent Garden werd net ontwikkeld. Londen ontpopte zich in die dagen tot toeristische trekpleister. Ik was daar hevig in geïnteresseerd. Toen ik begin jaren tachtig terug kwam, wilde ik dat hier in een project tot leven brengen. Ik nam een van de zeven bakkerswinkels van mijn ouders over in Zoetermeer en begon in 1981 De Bakkerswinkel. Dat moest een plek zijn waar mensen zich thuis konden voelen, waar veiligheid was en gezelligheid. Bakkerswinkels waren in die tijd altijd van die steriele ruimtes.'>>

De rijke keuken van arm Abruzzo
tekst Caroline Ludwig, foto’s Eddy Wenting

Bergen, schapen en hardwerkende boeren bepalen al eeuwenlang het karakter van de Italiaanse Abruzzen. De keuken van deze ruige regio is bekend om zijn lamsvlees, pasta alla chitarra, ceppe en de kostbare smaakmaker saffraan. Het van oorsprong arme Abruzzo is gezegend met een rijke keuken. 

Robuust, agrarisch en een beetje afgelegen, zo kennen we dit stuk Italië. Hoge bergen, glooiende hellingen en een eindeloze kustlijn. De verschillende landschappen leveren een gevarieerde oogst en ieder gebied heeft zijn eigen keuken en gebruiken. ‘Net als de wijnen hebben de mensen in de bergen meer karakter,’ vindt Antonella, hotelier in Sulmona. Inderdaad, 
aan karakter geen gebrek. Dankzij de wat verborgen ligging en een eigenzinnige aard hebben de Abruzzen hun authenticiteit weten te behouden. Vandaar de rijke en gevarieerde keuken 
en al die recepten met historie. Uitheemse invloeden zie je weinig. Creatieve chefs verwerken met liefde en fantasie de opbrengst van de akkers. Dat heet tegenwoordig Slow Food. Hier is het geen trendy stroming, maar de eeuwenoude praktijk. Achter het fornuis verloochenen ze de boerenhistorie van de provincie niet. 

Door de hele streek schenken ze je de Montepulciano d’Abruzzo, liefkozend omschreven als een ijzeren hand, verpakt in een fluwelen handschoen. Ook de witte Trebbiano en Pecorino zijn
internationaal geroemd. Wat bij geen enkele familie ontbreekt, is een fles zelfgemaakte Genziana. Deze amaro (Italiaans voor bitter) maken ze van bergbloemen, geplukt op de hoogvlakte Campo Imperatore. En natuurlijk de pasta alla chitarra, gemaakt met een opvallend snaarinstrument, dat nog steeds in vele keukens te vinden is. 

De opvallendste schotel is onbetwist de Virtù. Dit eenpansgerecht uit de noordelijke stad Teramo is een overlevering uit de tijd dat vlijtige huisvrouwen aan het begin van de lente hun voorraadkast leegruimden. Zo rond de eerste mei verdwijnen overgebleven bonen, kikkererwten en linzen in een grote pan, samen met wat verse groenten, aromatische kruiden, verschillende soorten vlees en pasta. Dat levert een rijke minestrone op. Het cijfer zeven staat centraal. Van de ingrediënten worden zeven verschillende soorten gebruikt en de totale kooktijd is zeven uur. In restaurants serveren ze modernere, fijnere varianten van de Virtù.>>

Hemelse potjes 
tekst Kathy Mathys

Het verhaal van Confiture Callas begon kleinschalig. Karen Depoorter was voor haar Gentse B&B op zoek naar lekkere confituren. Het aanbod in de winkels beviel haar niet: te zoet, te weinig vruchten, onsmakelijke textuur.

'Confituur was in onze keuken thuis in de vergetelheid geraakt. Jam uit de supermarkt en ook de meer ambachtelijke confituren vond ik niet spannend genoeg. Smaken als aardbeien, frambozen, appelen en peren verrassen niet. Ik ben beginnen experimenteren. Die eerste probeersels mislukten, het waren fruitsauzen met een schuimlaag.’
Ze beet zich vast in de techniek en de geschiedenis van confituur, gelei, marmelade en vruchtenboter, een oude Victoriaanse specialiteit. Ze experimenteerde met andere fruitsoorten, met meer of juist minder suiker, met de toevoeging van citroensap. Een jaar lang las ze alles wat los of vast zat, zocht ze naar de wonderlijke balans tussen zoet, zuur en pectine. ‘Ik wou het volledig doorgronden. Ik streefde naar een sterkere fruitsmaak, wou minder suiker gebruiken. Op sommige momenten was ik als een duistere alchemist die in zijn potten staat te roeren. Aanvankelijk mislukte er veel. Ik begon met aardbeien, maar dat was niet voor de hand liggend, weet ik nu, want die bevatten te weinig pectine. Dan krijg je een te vloeibaar resultaat. Ik heb een eigen pectinemengsel gecreëerd waardoor de confituur een heel zachte, smeuïge en toch gebonden consistentie heeft. Ik werk met pectine omdat ik de kooktijd wil beperken. Het behoud van vitamines in de vruchten is me dierbaar, een intense fruitsmaak ook.’>>

Van twee handicaps naar drie sterren
tekst Robin van de Bunt, foto Marco Paone

Als baby ging ik in de Maxi-Cosi met mijn ouders mee naar sterrenrestaurants. Ze noemen het niet voor niets met de paplepel ingieten. Toch zal ik ook wel iets in mijn genen hebben meegekregen, want al vroeg kon ik goed smaken herkennen en vond alles lekker. 

Op m’n vierde at ik voor het eerst langoustines. Op Tenerife, in restaurant Le Jardin Tropical. Ik kon er geen genoeg van krijgen, totdat mijn keel begon op te zwellen en ik overal blaasjes kreeg. Het jeukte ontzettend en ik zag er uit als een monster. Schaaldierenallergie dus, en vooral voor langoustines. Zelfs bij het schoonmaken of bakken heb ik er last van. Dat lijkt een vervelende handicap, als je een culinaire loopbaan wilt opbouwen, maar ik ben in goed gezelschap, want Jonnie Boer heeft dezelfde allergie. En die heeft het toch ver geschopt, dacht ik zo.>>

Halvemaan & de Heilige Mole
tekst Ingrid Oyevaar

Bijna geruisloos en als op afroep arriveert de stadse chique bij restaurant Halvemaan, dat een beetje verscholen onder de Buitenveldertse bomen ligt. Het chocolade diner trekt veel belangstelling. Opvallend hoe vrijwel elke gast automatisch de weg naar boven vindt, naar het restaurant. Met de tred als van een oude vriend: gerust en vol vertrouwen over wat hen te wachten staat. 

De sfeer in de keuken op de benedenverdieping, is al niet anders. Ook daar weet men exact wat er te doen is. Met geloof in eigen creativiteit en kunde. Onverstoorbaar omdat het simpelweg niet anders kan. Het getuigt van moed en meesterschap om eigen te blijven in een tijd waarin de ene crisis de andere volgt.
Dus chocolade staat op het menu. Chocolade met de grote letter C. Niet als modieuze gril, niet als geijkt dessert, maar als volwaardig, substantieel ingrediënt van het voor­, hoofd­ en nagerecht. Somosa gevuld met fazant, chocola en taugé. Voilà, een smaakbeleving van heb ik jou daar. Nougat van chocola en eendenlever met compote van grapefruit en gemarineerde sardines? Sensationele smaken.
Sinds het chocoladediner bij Halvemaan is het me te simpel om chocolade af te doen als verslavende lekkernij, afrodisiacum of een andere bouquetreeksachtige typering. En bij de gepocheerde kreeft met een jus van witte chocola, sinaasappel en mousse van artisjok vraag je je werkelijk af waarom een ingrediënt als chocolade, nog zo in het desserthoekje blijft hangen. Chocolade als kers op de taart? Chocolade ìs de taart, beste mensen. >>

Ethiopisch koffieritueel 
tekst Marianne Hartogs 

Wie met een bootje het Tanameer op gaat, het grootste en hoogst gelegen meer in Ethiopië, koerst tien tegen één 
naar het eilandje Dek. Het eiland is bekend om zijn mooie kerken en kloosters. Een van die kerken heeft een galerij van riet. Kerken in Ethiopië? Tja, het is het enige land in Afrika waar meer Christenen wonen dan Moslims. 

Al vanaf het meer zie je boven de mangrovebossen blauwe rookpluimpjes opstijgen en als je aan wal gaat, is de heerlijke geur van verse koffie duidelijk te ruiken. Je loopt gewoon je neus achterna tot er plotseling tussen de struiken een jonge vrouw verschijnt, die naast een paar houten bankjes een vuurtje aan het maken is. De vrouw draagt een traditionele witte jurk met ingeweven randen in felle kleuren. Ze lacht je vriendelijk toe een nodigt je uit plaats te nemen. Een uitnodiging voor een Ethiopisch koffieritueel?

Koffiedrinken heeft in Ethiopië een heel andere betekenis dan gauw effe een bakkie doen. In Ethiopië is koffiedrinken een belangrijk ritueel dat de nodige tijd vraagt. Het is ook een spiritueel ritueel. Een uitnodiging daar bij te mogen zijn, is een teken van respect en vriendschap. Het is een goed voorbeeld van Ethiopische gastvrijheid. Zelfs als je onverwachts langs komt, kun je beslist niet weigeren dit mee te maken. Tijdens het ritueel wordt er gesproken over politiek, over problemen op het werk of in het gezin en zelfs over wie wat deed en met wie. Kortom, alle nieuwtjes krijgen de aandacht. Het is de gewoonte en daarbij komt het spirituele aspect om de hoek kijken om minstens drie kopjes koffie te drinken. Dit komt overeen met de drie Ethiopische geesten: Abol, Tona en Baraka die hier vereerd worden. Men zegt dat zij de stemming van mensen zo kunnen beïnvloeden dat er tijdens de ceremonie alleen maar positieve gedachten ontstaan. Abol zorgt hiervoor bij het eerste kopje, Tona en Baraka bij het tweede en derde. Het laatste kopje koffie beschouwen ze als een zegen.>>

Paradijs Vallei 
tekst Marcel van Silfhout, foto’s Annelies Dollekamp

Onze eerste reis begon met die eenvoudige uitnodiging van onze bevriende kok Yassine Nassir: ‘Ga met mij mee naar Marokko, dan laat ik jullie de traditionele keuken proeven.’ 

In februari 2009 lopen we met onze twee kinderen, tegen het vallen van de avond, het legendarische Jemaa el Fna-plein in Marrakech op. Onze kennismaking met Marokko is overdonderend. Het plein is een magisch schouwspel. Met buikdanseressen, slangenbezweerders, Afrikaanse Gnaou-muzikanten en dampende, fel verlichtte eetkraampjes waar ze harirasoep, kefta-spiesjes en gestoofde schapen- en geitenkoppen serveren.

A.den Doolaard schreef driekwart eeuw geleden dat hij, na zeven dagen Marrakech, nog steeds rondliep met ogen groot van verwondering. In zijn boek Door het land der lemen torens noemt hij de Jemaa el Fna en zijn volkskeuken een eeuwigdurend openluchtcircus. Alleen al over de vreemde muziek met z’n begoocheling, schrijft hij dat het de persoonlijkheid van den Europeaan vernielt, die zich met de kracht van zijn verstand tegen de wilde bekoring van dit onbegrepen leven wil verzetten. Zijn notities hadden die van mij kunnen zijn.>>


Het nieuwe eten
tekst Didi en Will Jansen

Vanuit allerlei hoeken en gaten komen jonge mensen met nieuwe ideeën over eten en uit eten gaan. Ondersteund door de Youth Food Movement van Samuel Levie trekken bijvoorbeeld de Foodguerilla’s steeds meer aandacht. Hun initiatieven kenmerken zich door de aandacht voor collectiviteit en loyaliteit. 

De strijd tegen de voedselverspilling is populair, waarbij opvalt dat de eigenlijke verspillers, de grootindustrie en grootgrutters, buiten schot blijven. Dat lappen ze ‘m toch maar weer. Ook de gastronomie zelf is volop in beweging. Voor het klassieke restaurant met damast op tafel, kristallen glazen en zilveren bestek, lijken de dagen geteld. Traditionele restaurantgidsen met lijsten, mutsen en sterren zien twitter, facebook links en rechts langs zich heen schieten. De mensen lijken moe van het klassieke restaurant. Ze willen/kunnen de opgelegde intimiteit niet meer aan en zoeken op de gekste plekken naar gevoelsgenoten. Pop-up restaurants als Onkruid en Bak, eten aan lange tafels midden in het bos of boerenstal, dinerveilingen, Alain Caron en Gilles Faelens met hun table d’hotes in Amsterdam en Gouda, Niven Kunz als wegbereider voor Groupon en twitteracties, sterren chefs die koken op muziekfestivals of de vrijdagmiddagborrel met wijn in de bakkerswinkels van Het Vlaamssc Broodhuys; het zijn stuk voor stuk pogingen om de gast op een andere manier te lokken dan met een mooi versierde ruimte met dito eten en een hoge drempel.

Bouillon Magazine helpt graag meezoeken naar die nieuwe vormen. In dat kader zetten we een aantal initiatieven in het licht. Ter inspiratie?>>

Schilderkunst en lekker eten
tekst en foto’s Jurriaan Geldermans

Voor wat betreft het bedrijven van de liefde is de overtreffende trap nog niet gevonden (misschien wil iemand me waarschuwen als het zover is), maar het ambacht van de schilder wordt eenvoudig overvleugeld door de grootste aller kunsten: l’art de vivre, oftewel de kunst van het genieten. Ook Marianne Bourgerie in het Bourgondische gehucht Clomot heeft die levensvreugd ontdekt, maar wekelijks pakt ze evengoed haar penseel.

Het begon allemaal in 2001, toen Marianne met haar Patrice en dochter Lisa vanuit Dijon verhuisde naar het platteland. In afstand niet meer dan vijftig kilometer verderop, maar toch was het verschil immens. Het harde, hoekige steen van de oude hertogenstad maakte plaats voor de zachte rondingen van weiden en heuvels die la campagne zo vrouwelijk maakt. En in en om de oude boerderij, hun nieuwe woonstee, vonden ze prompt inspiratie voor hun kunst. Marianne zette de grove contouren en grote lijnen neer en Patrice nam het fijne werk voor zijn rekening: ‘Dankzij de ezel Pompon van de buurman, de Belgische knol Rosco in de wei achter onze tuin en alle kippen en hanen die hier rondscharrelen, werd onze stijl opeens vegetale’, zegt Marianne.

Een schot in de roos, want tijdens de eerstvolgende Salon Maison et Objet, de grote interieurbeurs in Parijs, was hun werk niet aan te slepen. Patrice: ‘Vooral de kippen vlogen eruit. Achteraf geen wonder want het was in het hart van de vogelpest-epidemie. Alles zat opgehokt en mensen hadden gewoon behoefte aan weer eens zo’n kip of haan als vroeger. Geschilderd in een kleurrijk verenkleed en gewoon los, in het gras…’>>


Volwassen worden
tekst Marian Boyer, illustratie Didi Jansen

Op een keer lag in het ziekenhuis. Het werd er pas leuk toen ik aan de morfine mocht, maar goed was het niet, ik vond het spul te lekker. In een week tijd brachten ze de dosis telkens verder omlaag en of ik nou op mijn kop ging staan om meer, het hielp allemaal niks. Ik moest er vanaf. 

Voor mijn tweede roman schreef ik een scène hoe gelukkig de hoofdpersoon was zodra ze morfine kreeg. Niet dat het boek helemaal over mezelf ging, maar die gelukzaligheid kwam voor mijn verhaal goed van pas. De bijverschijnselen sloeg ik over, ik kon ze voor mijn boek niet gebruiken. Nu wel. Zo gebeurde het dat ik saucijzenbroodjes uit de ziekenhuiskantine liet halen omdat ik weer bij de gewone mensen wilde horen die een saucijzenbroodje kunnen eten. Misselijkheid is een verschijnsel dat je als morfinejunk verdringt, je verlangen naar een volgende shot is te groot. Het spul komt uit een pompje vlak naast je hoofd, je ziet het druppelen. Ik deed aardig tegen de vervelendste verpleegsters, ik kreunde tegen de nachtzusters of mijn druppeltjes wat harder mochten. Soms lukte het en mocht ik zelf aan een soort wieltje draaien, dan lekte de druppel fijn in de slang. Maar na een tijdje moest ik toch echt afkicken, de werkelijkheid tegemoet.

Op een van mijn half-gelukkige dagen, want op halve dosis, wist ik weer eens een saucijzenbroodje te bemachtigen. Toen dat op was lag ik nadrukkelijk niet misselijk te wezen, ik wilde niks laten merken, ik had immers geen zin in een nog snellere afkick. Ik was zo gespitst op de druppels, dat ik vergat om mijn eten te zien als oorzaak van mijn misselijkheid, die inmiddels dusdanige trekken had aangenomen dat ik, vastgebonden aan slangen en voorovergebogen, met mijn armen naar het kartonnen kotsbakje maaide, dat ergens naast mijn bed moest liggen, maar dat door een verkeerde beweging juist de andere kant op zeilde. Een zuster vroeg of het wel ging. Hoe zit het er uit dan, kuttekop, dacht ik, maar ik zei niks want als ik mijn mond opendeed, ging het mis en dat gunde ik haar niet. Het was echt een rotwijf. Gelukkig was ze snel weer weg.>> 

Een tafel voor een 
tekst Matt Goulding, vertaling Didi Jansen

Ik schaam me niet om toe te geven dat ik twee keer heb gehuild tijdens een maaltijd. De eerste keer was toen ik me een weg lepelde door een zijden vijvertje van gesmolten foie gras en vijg, de tweede vanwege een oester in een glibberig hulsje van wat het bedienend personeel modder noemde. En dat was het precies, een smaak die me bekend voorkwam, die me liet verdrinken in een verlangen naar de tijd dat ik nog op pleintjes speelde. 

Het overkwam me bij El Celler de Can Roca, de drie sterren gastro-tempel van de gebroeders Roca, ongeveer negentig minuten buiten Barcelona in het Catalaanse stadje Girona. Het nuttigen van de maaltijd besloeg pakweg vijf uur, kwam in 22 gangen en kende alle valkuilen van een van 's werelds grootste culinaire extravaganties. Geweldige wijn-spijs combinaties en allerlei extra hapjes; schuimpjes en geleitjes; destillaties en sferificaties; sous vide gegaard afsnijdsel van wild; truffels en kaviaar en maar liefst vier verschillende desserts. De maaltijd maakte een scala aan emoties los, zoals stilzwijgend respect, broeierige overpeinzingen, aanvallen van verbazing en meligheid en nijpende nostalgie. Dat kan alleen het allerbeste eten. Ik kwam niets tekort, behalve iemand om die ervaring mee te delen.

Naderhand heb ik een tijdje op de trap van de oude dorpskathedraal gezeten, mijn gevoel een mengeling van extreme blijdschap en onverwachte zwaarmoedigheid. Had ik me daar nou een potje zitten grienen omdat het eten zo genadeloos lekker was of omdat ik het zo wanhopig graag met iemand had willen delen? Of misschien allebei? Waarom is in je eentje dineren zo moeilijk? Hoe eet je alleen met toch een beetje zelfverzekerdheid? Ben ik de enige die zo opziet tegen alleen uit eten gaan?>>

Oude stokken mooie wijnen
tekst en foto Mariëlla Beukers

Wanneer ik online incheck voor mijn vlucht naar Catania, kies ik een stoel aan het raam, zodat ik hem goed kan zien. Het is een stralende dag en hij ligt er indrukwekkend bij, die Etna. Witte wolken hangen naast de top en de contouren van de berg staan scherp en afgetekend tegen de inblauwe lucht.

Een uur na deze indrukwekkende kennismaking ben ik in gezelschap van een groep internationale wijnbloggers op weg naar ons eerste wijnhuis. Ik verdraai mijn nek voortdurend om een glimp van de vulkaan op te vangen. Zo blijft het de hele reis, vier dagen lang is de Etna aanwezig. We beklimmen hem, toosten op hem, zetten hem op de foto, kijken ontelbare malen per dag omhoog vanuit de wijngaarden en bespreken zijn goede én gevaarlijke kanten. De Etna heerst hier over het leven. Als leverancier van vruchtbare aarde en voorspoed, maar ook als gevaarlijke en onvoorspelbare onheilsbrenger, want het is een actieve vulkaan. Jaarlijks zijn er kleine uitbarstingen, waarbij as en steentjes de wijngaarden met een nieuwe laag bedekken. Met ontzag spreken de wijnbouwers over La Muntagna. 
Het bewerken van de wijngaarden op de zwarte, scherp-zanderige vulkanische bodem, is al eeuwenlang een gespecialiseerd karwei, met talloze tradities en eigenaardigheden. De alberello-snoeiwijze is er één van en de aanwezigheid van heel oude wijnstokken een tweede. Zo staan we op een goed moment oog in oog met een plant van 225 jaar oud, en er zitten nog druiventrossen aan ook!
Veel wijnstokken hier groeien als struiken. Geen geleide takken, maar stronken met drie tot vier uitlopers vanaf ongeveer hetzelfde punt, die eventueel geleid worden langs een kastanje houten paal. Dit is dus de alberello. Op die manier blijven de druiven laag hangen, zodat ze ’s nachts nog iets van de warmte van de bodem opvangen en kunnen doorrijpen, wat wel handig is op 1200 meter hoogte. De struiken zijn niet geënt op een Amerikaanse wortelstok. De gevreesde druifluis houdt kennelijk niet van deze zanderige en vulkanische bodems, enten heeft geen nut. >>

Wild fruit van een ruig eiland
tekst Judith Vargiu de Vries

Er zijn een paar typisch Sardijnse vruchten waar ik u mee kennis wil laten maken. Laten we maar beginnen met die lenttischio, die de Sardijnen listinchinu noemen. Lentischio ofwel de Pistacia Lentiscus is een struik die past in de flora van de Macchia Mediterranea. De bewerkelijke extractie van olie uit de besjes past in het slow food concept. Geduld is geboden, maar daarna heb je ook wat.

In de herfst, als de besjes bijna zwart zijn, worden ze van de struik geoogst door een tak tussen beide handen te nemen en de besjes voorzichtig los te wrijven. Heb je genoeg geoogst dan moeten de piepkleine blaadjes van de struik er tussenuit worden gezocht. Ook dat kost tijd.
Daarna staan de bessen acht dagen in een grote schaal, niet koel, want juist door warmte verbetert de smaak van het eindproduct. Daarna een uur koken in een grote pan met water, waarna de uitgelekte bessen in een speciale pers gaan. Het uitgeperste extract brengen ze opnieuw aan de kook op een zacht vuurtje. Terwijl ze de kookpot enigszins scheef houden, scheppen ze er lepel voor lepel de dunne laag olie die naar boven komt drijven af. Eenmaal afgekoeld gieten ze de olie in flessen en is hij klaar voor gebruik. 
Vroeger had men geen pers en gingen de bessen in linnen zakken die flink werden rondgeslingerd. Vervolgens drukten ze de olie er uit door op de zakken te dansen. Als je je geen olijfolie kon permitteren maar wel veel tijd had, maakte je lentischio olie. Om de smaak op te vijzelen kookten ze soms een vijgje mee. Monica Derosas in Olbia maakt deze olie nog steeds. Je kunt hem proeven in haar agroturismo Agrisole. Zij gebruikt hem ook om de pistokku op smaak te brengen. Dat is een rechthoekig brood uit de Ogliastra streek, gemaakt van gerstemeel en zemelen. Het deeg snijden ze na de eerste keer bakken in de lengte doormidden om het daarna opnieuw te bakken. Op die manier kun je het lang bewaren, wat handig is als je met je schaapskudde op transumanza bent. Ook de formaggio axridda, een kaasje dat ze in klei bewaart, smeert ze eerst in met de olie. >>


Liefde voor Gaelisch levenswater
tekst Didi Jansen

En dan wintert het. Geen paardendeken en terras-verwarming kan me langer dan nodig buiten houden. Past warempel prima bij mijn niet zo lang geleden ontwikkelde liefde voor Gaelisch levenswater, whisky. De associatie met sigaren en uitgezeten zadelleer trekt zorgend een muts over mijn oren en geen prijskaartje of waarschuwend vingertje van mijn lever kan op tegen de zacht zwellende maagwandverwarming van de Schotse alcohol.

Het is leuk om je aan deze drank over te geven. Je mag hem niet blindelings naar binnen kloeken of uit de uitverkoopbak van de namaakslijter grabbelen alsof het Euroshopper grenadine siroop is. Nee, je gaat naar de hustler die het spelletje de baas is. Die snapt wat jij wilt drinken en het ruim op voorraad heeft.
De mijne zit in De Bilt aan de Planetenbaan 2a. Marcel Verhaar heeft 1300 tot 1400 verschillende whisky's, waarvan ongeveer 1100 Schotse single malts, en daarmee is hij de trotse N°1 baller van Nederland. Dat zijn zaak een klein whisky-Mekka is, zou je aan de buitenkant niet direct zeggen. Toch is de ogenschijnlijk kleine, strak wit geverfde voormalige koeienstal, een beetje weggestopt in een jaren zestig wijk, tot de nok toe gevuld met whisky en wijn, met een geschatte waarde van ongeveer een half miljoen euro. >>

Bouillon leest
Telkens krijgen we een bak vol boeken op onze bureaus gestort. Die komen door gebrek aan ruimte lang niet allemaal aan bod in ons magazine. Maar ga naar bouillonmagazine.nl/boeken en je vindt ze allemaal.
Titels:
Vis uit onze Zee 
Lekkel
Syndroom X
Culinair Aziatisch
Beautyfood 2
Wijn voor Dummies
From farm to Fork in Twente
Otto Nijenhuis,
Chateau Slurp
Budget Koken
Uit eigen tuin & keuken Groenten/Roken, drogen en pekelen

De Bouillonambassadeurs

Bouillon! mag zich verheugen in de belangstelling van een aantal bijzondere restaurateurs en leveranciers van ambachtelijke producten. Regelmatig treft u in bouillon reportages aan van deze ambassadeurs. In dit nummer worden Restaurant De Leuf in Ubachsbergen en Restaurant John Halvemaan in het zonnetje gezet. 

Bouillonambassadeurs liggen ons na aan het hart en bevelen wij uiteraard van harte aan!

Centrum Oosterwal, dermatologie&flebologie in Alkmaar, Restaurant De Jonge Dikkert in Amstelveen, Sofitel the Grand Amsterdam in Amsterdam, Restaurant Halvemaan in Amsterdam, Eet & drinkwinkel Daily Delis in Amsterdam, Restaurant Le Garage in Amsterdam, Slagerij Yolanda en Fred de Leeuw in Amsterdam, Caulils Delicatessen in Amsterdam, Paul! Mediterrane Smaken in Baarn, Rungis BV in Barendrecht, Culinair Centrum Beverwijk in Beverwijk, Restaurant Dorset in Borne, Proeverij de Pronckheer in Cothen, Hotel Mooirivier in Dalfsen, Kookschool De Kokkerie in Delft, Restaurant Calla's in Den Haag, Koken-op-maat in Den Haag, Restaurant De Piloersemaborg in Den Ham, Restaurant en Theater Bouwkunde in Deventer, Restaurant Groenland in Driebergen, Restaurant 't Weeshuys in Geertruidenberg, Restaurant ‘t Nonnetje in Harderwijk, Carl Siegert BV in Harmelen, Proefwerck Wijnwinkel/Deli/Kookstudio in Hengelo, Restaurant De Kromme Watergang in Hoofdplaat, Restaurant De Hoornse Kogge in Hoorn, Restaurant Hendrickje Stoffels in Hoorn, Restaurant Kasteel Heemstede in Houten, Manoir Restaurant Inter Scaldes in Kruiningen, Landhuishotel&Restaurant De Bloemenbeek in De Lutte, Toine Hermsen Cuisinier in Maastricht, De Gouden Bock in Middelburg, Zalmhuis Steur in Monnickendam, Restaurant De Schans in Montfoort, Maison Bellevue, Moux-en-Morvan/Frankrijk, Arsenaal Restaurant Paul Fagel in Naarden Vesting, Restaurant De Salentein in Nijkerk, Restaurant Vesters in Nijmegen, Zus&Zo Keukengerei in Nijmegen, Restaurant de Lindehof in Nuenen, Restaurant ’t Kalkoentje in Rhenen, Quartier Du Port in Rotterdam, The Manhattan Hotel in Rotterdam, Fromagerie l'Amuse in Santpoort en Amsterdam, De Mandemaaker in Spakenburg, Restaurant Het Diekhuus in Terwolde, Restaurant De Leuf in Ubachsbergen, Restaurant Goesting in Utrecht, Kookstudio Pastiche 51 in Venhuizen, Restaurant Valuas in Venlo, Vlaamsch Broodhuys in Vlaardingen, De Treeswijkhoeve in Waalre, Buys&Ko Lazuur, Biologische levensmiddelen in Wageningen, Van Spronsen&Partners horeca-advies in Warmond, Oldenhof Kookkado in Zwolle, Hilversum, Amersfoort, Maastricht, Antwerpen en Brussel, Hotel Librije's Spinhuis in Zwolle

Wilt u ambassadeur worden? Mail of bel met redactie bouillon 030 2280315 / redactie@bouillonmagazine.nl 

Wie werkten er mee:

 

© 2019 - 2024 Uitgeverij bouillon | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel